Recht op thuis

Op het moment dat ik deze column voor THUIS! schrijf, is de oorlog in Oekraïne zijn vijfde dag ingegaan. Inwoners van Oekraïne verlaten huis en haard om elders in Europa een veilig onderkomen te vinden. Een combinatie van angst en ongeloof is van hun gezichten af te lezen.

Volgens Maslow is onderdak samen met ademen, water, voedsel, slaap en kleding een van de meest basale behoeften van de mens. Het is dan ook niet toevallig dat het recht op huisvesting is vastgelegd in mensenrechtenverdragen zoals in de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens. In Nederland is het recht op wonen vastgelegd in artikel 22 van de Grondwet; het is geformuleerd als een taak van de overheid om voor voldoende woongelegenheid zorg te dragen.

De overheid slaagt maar matig in het vervullen van die opgave. Ons land kent een groot tekort aan huizen, doorstroming vindt te moeizaam plaats, de huizenprijzen stijgen de pan uit en vooral voor starters is het enorm lastig om de eerste stap op de woningmarkt te zetten.

Ondertussen doen zich schrijnende taferelen voor. Zo zijn er aanwijzingen dat mensen die in de buurt van Tata Steel wonen een grotere kans op kanker hebben dan gemiddeld. En in het noorden van Groningen leven mensen in angst door de herhaaldelijke aardbevingen die worden veroorzaakt door de gasboringen. Gas dat we nog steeds zo hard nodig hebben om onder andere onze huizen te verwarmen.

Tegelijkertijd leert een oorlog relatief zo dicht bij huis, op Europees grondgebied, dat wij dankbaar mogen zijn dat wij met elkaar in een land als Nederland leven. Er is meer dan ooit reden en aanleiding om onze zegeningen te tellen.

De coronacrisis heeft de afgelopen twee jaar ons collectieve bewustzijn al verhoogd. Een pandemie legt confronterend bloot dat het streven naar zekerheid slechts een zeer betrekkelijke waarde heeft. Er is zoveel dat wij niet zelf in de hand hebben. Verwachtingen moesten worden bijgesteld, prognoses konden de prullenbak in en plannen moesten worden uitgesteld en in veel gevallen zelfs afgelast.

De mens werd op zichzelf teruggeworpen en vooral tijdens de lockdowns teruggedrongen in het eigen huis. Branches als horeca, recreatie, toerisme en evenementen moesten vrezen voor hun voortbestaan, terwijl bouwmarkten en tuincentra recordomzetten boekten. Velen wilden hun nestje zo fijn mogelijk opmaken.

Hoewel we ons vertier en vermaak langzaam maar zeker weer buitenshuis mogen zoeken, dringt voor de huidige generaties meer dan eens het besef zich op dat we heel dankbaar en blij mogen zijn met een thuis.

Een plek op aarde waar je veilig bent en waar je je veilig voelt, een plek waar je helemaal jezelf kunt zijn. Een plek waar je je kunt terugtrekken en kunt herstellen van de ervaringen en geleerde lessen van de dag of dagen die achter je liggen. Waar je ook ziek mag zijn. Waar je mag lachen en waar je mag huilen. Thuis is ook een plek waar je helemaal je eigen keuzes mag maken. Wat je draagt, welke muziek je draait, welk televisieprogramma of welke film je kijkt. Wat je eet, welk boek je leest, wie je binnen laat en vooral ook wie je buiten laat staan.

Thuis mogen we ook onze eigen inrichting bepalen: stippeltjes, streepjes, aardetinten, wit, felle kleuren, hout, kunststof, modern, klassiek, minimalistisch of bombastisch. We mogen ons interieur geheel naar eigen believen invullen. Thuis draagt dus ook bij aan onze identiteit en ondersteunt de zoektocht naar onszelf.

Een echt thuis is dus wezenlijk voor ons zijn, voor onze gezondheid en voor ons geluk. Thuis zou een grondrecht moeten zijn dat verder gaat dan een veilig onderdak. Thuis mag je jezelf in alle facetten van je diepste zijn tegenkomen. Ik wens iedereen een THUIS!

De hele editie van THUIS! lezen? Klik dan hier.

Oorlog zo dicht bij huis zelf leert dat wij dankbaar mogen zijn dat wij in een land als Nederland leven.